Skip to main content

Het is half 3 ’s nachts en ik heb nog geen oog dichtgedaan. Onze nachtbus naar Bima, die inmiddels is gevuld met een bijna ondraaglijke stank, stopt op een wel heel rare plek. In de ogen van Myra valt te lezen: Nee, we gaan toch niet …?

(luister dit verhaal ook als podcast:) 

We zien onze mede-passagiers uitstappen. Gelukkig nemen ze hun vers gevulde papieren zakjes mee. Met het verdwijnen van de souvenirs van hun wagenziekte, keert de vrede in onze reukorganen snel terug. Toch is de bijbehorende onrust nog niet geweken.

“Is dat een restaurant?” vraagt Myra, die vanuit de bus de eerste medepassagiers al naar het gebouwtje ziet lopen.

“Het is vast alleen open voor toiletbezoek” stel ik haar gerust.  “En om alle stinkzakjes weg te gooien”

Als laatste klimmen we ook naar buiten, de frisse nachtlucht in. Eenmaal binnen vallen we in de grootst mogelijke verbazing: Een gigantisch lopend buffet! Vrolijk, en zonder ook maar enige tegenzin, scheppen onze reisgenoten grote hoeveelheden kip, rijst, groenten, pindasaus en sambal op. We vragen even aan de chauffeur, die voor ons in de rij staat, hoe het zit. Trots zegt hij:

“It’s for you. It’s included. It’s Gratis”

We kunnen onze ogen – en magen – niet geloven. De mensen om ons heen, die de afgelopen 3 uur hartstochtelijk hun maaginhoud aan de wrede god van de wagenziekte hebben geofferd, eten met dezelfde passie hun buikjes weer rond. Wij houden het – met frisse tegenzin – bij wat nachtelijke nasi goreng.

Een halfuur later zitten we weer in de bus, die ons via Bima en Sape uiteindelijk naar duik-en snorkelparadijs Labuan Bajo moet brengen. Dat verrukkelijke vooruitzicht lijkt nu wel heel ver weg. Met de moed der wanhoop opper ik:

“Waarschijnlijk is dit een compensatiemaal is, omdat de weg vanaf nu vlak is. Zo kunnen de passagiers alsnog de calorieën binnenkrijgen (én -houden) die ze op het bergachtige eerste stuk zijn kwijtgeraakt”

Als de man vóór ons in de eerste scherpe bocht
alweer naar zijn aangevulde voorraad
witte zakjes grijpt, weten we genoeg.
Slapen doen we morgen wel weer.

Maar als de man vóór ons in de eerste scherpe bocht alweer naar zijn aangevulde voorraad witte zakjes grijpt, weten we genoeg. Slapen doen we morgen wel weer.

“Dit was de eerste bus in Indonesië zonder kippen” fluistert Myra, half cynisch, “Maar blijkbaar moeten ze toch mee, ditmaal in de vorm van zure saté”

Terwijl ons vervoermiddel voor de tweede keer verandert in een meurende maag op wielen, denk ik al aan de volgende upgrade van mijn handbagage. Bij aankomst in Bima ga ik direct op zoek naar wasknijpers.