Geradbraakt de lange reis en hongerig als een hengst begin ik aan mijn eerste missie Down Under: op zoek naar ontbijt, 17.000 kilometer van huis.
(luister dit verhaal ook als podcast:)
“G’day mate!”
Ik ben oprecht verbaasd hoe vrolijk de man achter de kassa me begroet.
“Hey, ik ben op jacht naar mijn eerste Australian breakfast” antwoord ik hem.
“Oh, no worries, come with me!” Hoor ik achter me. Een andere Ozzie komt enthousiast de winkel binnen. Aan de blik in de ogen van de winkelier, zie ik dat zij bekenden van elkaar zijn. De energieke man gaat me voor en haalt een pak vruchtensap uit de koeling.
“Kijk, Brekky Juice”
Zonder blikken of blozen marcheert hij van deze historische kwinkslag naar het schap met broodbeleg.
“Sorry, wat? Is dat een Australische fruitsoort?” vraag ik in alle eerlijkheid
“No mate, Brekky is what Pommies call breakfast”. Hij spreekt het woord breakfast overdreven traag en Brits uit, en trekt er een vies gezicht bij.
“Sorry, Pommies, wie zijn dat?” vraag ik, toch wel nieuwsgierig
“Pommies” spelt hij: “P-O-M-E-s. Prisoners Of Mother England”. Zonder blikken of blozen marcheert hij van deze historische kwinkslag naar het schap met broodbeleg. Met de koude Brekky juice in mijn handen loop ik achter hem aan. Hij pakt een potje met een gele verpakking en houdt het demonstratief omhoog.
“Dit… is Vegemite. Australischer dan dit kan je niet eten” oreert hij, vol trots. En dan, met een verlekkerd gezicht: “Gemaakt van gistextract, dat overblijft na bierbrouwen”
“O, en hoe smaakt dat?” ik ben nu natuurlijk heel benieuwd
“Gewoon proberen, mate! Lekker smeren op vers geroosterd brood. Zo doen wij Ozzies dat. Bovendien, het is goed voor je sex drive en…”
“Tom, enough now!” klinkt het vanachter de kassa
Even snel als hij binnenkwam, stuift mijn zelfbenoemde boodschappencoach de winkel uit. Ik reken een wit brood, een potje Vegemite, een potje jam (voor als Vegemite niet in de smaak valt bij mijn reisgenoten) en het vruchtensap af.
“Hij is altijd zo enthousiast bij backpackers” glimlacht de winkelier.
“Hé… u praat Nederlands?” vraag ik verbaasd
“Ja, ik woon al dertig jaar hier. Geen dag spijt. Al mis ik soms onze pindakaas. Daar kan geen Vegemite tegenop. Ik kan me wel voorstellen dat het lastig is, die verschillende namen voor al die boodschappen. Mijn vrouw had in het begin bijna ruzie met het winkelpersoneel”
Terwijl hij stilletjes wacht tot ik vraag waarom, kan hij zijn lach nauwelijks onderdrukken
“Ze vroeg om Bastard Sugar”